7.1
Mensen zijn van het milieu afhankelijk voor:
- Voedsel (via fotosynthese)
- Zuurstof (via fotosynthese)
- Water
- Energie
- Grondstoffen
- Recreatie
Milieuproblemen:
- Vervuiling (= stoffen toevoegen aan milieu)
- Uitputting (= teveel stoffen onttrekken aan milieu)
- Vervuiling + uitputting leiden tot aantasting van milieu
Bevolkingstoename en manier van leven zijn grootste oorzaken milieuproblemen
Biodiversiteit = variatie aan soorten in de natuur
7.2
Fossiele brandstoffen
- brandstoffen ontstaan uit resten van dode planten en dieren
- bijv. aardolie, steenkool en aardgas
- energie komt oorspronkelijk uit de zon (via de fotosynthese)
- Nadelen:
-
- CO2 die bij verbranding vrijkomt veroorzaakt opwarming aarde
- Luchtverontreiniging door afvalstoffen bij verbranding (o.a. smog)
-
- Smog = soort mist die sterk vervuild is door rook en uitlaatgassen
- Verzuring: bepaalde gassen verzuren het milieu > komen terecht in bodem en oppervlaktewater > zieke planten
- Uitputting van fossiele brandstoffen
Kernenergie
- Splitsen van atoomkernen (uranium) > levert energie in vorm van warmte
- Voordeel:
-
- Geen luchtverontreiniging en geen CO2 uitstoot
- Nadeel:
-
- Radioactief afval (en vrijkomende straling bij ongeluk)
Duurzame energie
- Zijn energiebronnen die niet opraken en geen milieuvervuiling veroorzaken (en dus geen CO2-uitstoot)
-
- Zonne-energie
- Wind-energie (nadeel: horizonvervuiling)
- Waterkracht (o.a. stuwdammen en getijdenenergie)
- Biomassa
-
- Energierijke stoffen uit organisch afvalmateriaal
- Komt wel CO2 vrij, maar is door planten tijdens hun groei al opgenomen uit de lucht (dus “CO2-neutraal”)
- Biobrandstoffen = men kweekt speciaal planten om brandstof mee te maken
-
- Nadeel: minder landbouwgrond over voor voedsel
7.3
Dampkring = atmosfeer = luchtlaag rondom de aarde
- Gassen in dampkring laten deel zonnestraling door naar aarde, rest wordt weerkaatst
- Op aarde deel zonnestraling omgezet in warmte. Aarde straalt deze ook weer uit. Dampkring houdt deel van deze warmte uitstraling weer tegen = broeikaseffect
- Broeikaseffect zorgt voor leefbare temperatuur op aarde!
Broeikasgassen: waterdamp, koolstofdioxide en methaan
Door menselijk handelen nemen bepaalde broeikasgassen sterkt toe in de atmosfeer, hierdoor ontstaat eenversterkt broeikaseffect. Dit kan leiden tot
- Klimaatverandering
- Stijging zeespiegel
-
- Warmer water zet uit
- Smelten polen en gletsjers
- Meer droogte (grotere woestijnen)
-
- Minder landbouwgronden blijven mogelijk over
- Soorten verplaatsen of verdwijnen > voedselketens worden verstoord
- Door hitte meer sterfgevallen, of komen bepaalde ziektes vaker voor (ziekte van Lyme via teek)
Bestudeer ook afbeelding 26 en 28
7.4
Lagen in de dampkring:
- 0 – 12 km = troposfeer
- 12 – 50 km = stratosfeer
In beide lagen komt ozon voor. Ozon:
- = gas dat uit zuurstof ontstaat door UV-straling van de zon (vooral in stratosfeer)
- Ozonlaag houdt groot deel van UV (ultra-violette) straling van de zon tegen
-
- UV-straling is schadelijk voor organismen (o.a. huidkanker)
Aantasting ozonlaag door:
- CFK’s = chloorfluorkoolwaterstof
-
- Maken ozonlaag dunner
- CFK’s vroeger veel als koelmiddel in koelkasten, blaasmiddel bij o.a. piepschuim of als drijfgas in spuitbussen
- Gat in ozonlaag met name boven de Zuidpool
Zomersmog:
- Smog in zomer bevat vaak veel ozon (ontstaat doordat verbrandingsproducten van fossiele brandstoffen o.i.v. zonlicht met elkaar reageren) > leidt o.a. tot irritatie luchtwegen. Ozon komt vervolgens in troposfeer.
7.5
Afval van planten en dieren wordt afgebroken door bacteriën en schimmels (reducenten)
- Afval is dus biologisch afbreekbaar
Niet-biologisch afbreekbaar afval:
- Bijv. glas, metaal, kunststoffen, steen
- Niet door bacteriën en schimmels afgebroken
Huishoudelijk afval:
- Huisvuil
-
- O.a. Gft-afval (groente fruit en tuinafval)
- Grofvuil
Afvalverwerking:
- Recycling = afvalproducten worden als grondstoffen voor nieuw product gebruikt
- Composteren = gft-afval wordt afgebroken door reducenten > ontstaat soort mest met veel voedingsstoffen bij (= compost)
- Verbranden > levert warmte op voor opwekking elektriciteit
- Storten
- Speciale behandeling van kca = klein chemisch afval
7.6
3 soorten landbouw:
- Akkerbouw (voor voedingsgewassen)
- Veeteelt (met landbouwhuisdieren)
- Tuinbouw (voor voedingsgewassen)
Akkerbouwbedrijven:
- Vaak monoculturen = op een grote akker wordt slechts 1 soort gewas verbouwd
-
- Voordeel: makkelijk machines gebruiken voor grote opbrengst, dus snel en makkelijk
- Nadeel:
-
- meer kans op plagen, dus meer chemische bestrijdingsmiddelen nodig
- uitputting van bodem, dus meer bemesten
Veeteeltbedrijven:
- Bio-industrie = intensieve veehouderij
-
- Voordelen: effectief gebruik van ruimte dus veel dieren houden mogelijk
- Nadelen: dierenwelzijn, mestoverschot, uitstoot broeikasgassen
Tuinbouw:
- Op open grond (= buiten)
- In kassen = glastuinbouw
-
- Nadelen:
-
- verbruik van veel energie (voor warmte en extra licht)
- Veel bestrijdingsmiddelen
Biologische landbouw:
- = landbouw waarbij rekening gehouden wordt met het milieu en welzijn van de dieren
- Monoculturen worden vermeden, maar boer doet aan vruchtwisseling
-
- Minder kans op plagen door jaarlijkse wisseling gewassen
- Hierdoor geen gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen > onbespoten
- Bij biologische veeteelt > dieren mogen scharrelen