Smaak. Één van je zintuigen
Met onze tong kunnen we proeven. Het smaakzintuig bevindt zich in de tong en bestaat uit duizenden smaakknoppen. De smaakknoppen kun je niet zien, wel zie je tientallen uitstulpingen; De smaakpapillen. De smaakpapillen zitten vooral voor, aan de zijkanten en achter op je tong. Op het midden van je tong zitten bijna geen papillen en daar kun je dan ook niet zo goed proeven. Om te proeven moet het voedsel zoals dit suikerklontje eerst oplossen tot kleine smaakdeeltjes. Het smaakdeeltje komt in de papil terecht. Zo’n smaakpapil is aan de bovenkant plat en heeft diepe groeven. De meeste smaakknoppen bevinden zich aan de onderkant in die groeven. Elke smaakknop bevat ongeveer 25 tot 40 smaakcellen en aan de smaakcellen zitten de haartjes. Deze haartjes kunnen heel goed opgeloste stoffen opsporen . Zodra de haartjes in aanraking zijn gekomen met een smaakdeeltje sturen ze een prikkel door naar de smaakzenuw. Via deze zenuw gaat de prikkel naar het smaakgebied in onze hersenen. In de hersenen wordt de prikkel vertaald naar een bepaalde smaak; in dit geval de zoete smaak van suiker. Naast zoet, kunnen we slechts 4 smaken onderscheiden zuur, bitter, zout en umami. Ondanks het beperkte aantal smaken dat we kunnen waarnemen zorgt onze smaak zin ervoor dat we van ons eten kunnen genieten. Maar waarschuwt ons ook voor bijvoorbeeld giftige stoffen.