Onder de grond is een erwt gaan kiemen en nu komen de eerste blaadjes boven de grond. Het reservevoedsel in het zaad is verbruikt. 
Nu vangen de groene blaadjes zonlicht op om fotosynthese uit te voeren. Ze maken suiker met behulp van zonlicht en van die suiker groeien ze. Als de blaadjes groot genoeg zijn, krijgen ze bladranken. De ranken zijn bedoeld om zich om andere planten heen te krullen. De plant groeit nog steeds door. De stengels worden langer en er komen steeds meer blaadjes. 
Na een tijdje krijgt de erwtenplant grote, witte bloemen. Al gauw is een akker met erwten een zee van groene blaadjes en opvallende, witte bloemen. De knop gaat open. De witte kroonblaadjes spreiden zich uit. Maar na een tijdje verschrompelen de bloemblaadjes weer. Nu wordt een deel van de stamper groter.Het vruchtbeginsel groeit uit tot een peulvrucht. De kroonblaadjes zitten nog aan de punt van de platte peul. De peul wordt niet alleen groter, maar ook dikker. De groeiende erwtjes in de peul zijn van buitenaf al zichtbaar. Als je de peul openmaakt, zie je hoe ze vastzitten.



Een erwt is een zaadje. Als je een erwt zaait, kan ze gaan kiemen. 
Eerst komt er aan de onderkant een dik, wit worteltje uit de erwt. Dat gaat steeds dieper de grond in. Aan de bovenkant zie je iets groens uit de zaadhuid tevoorschijn komen. Dat is het stengeltje met de eerste groene blaadjes. De blaadjes komen al gauw boven de grond en aan het worteltje komen intussen zijwortels. De zaadhuid blijft onder de grond achter. Er komen meer en meer blaadjes aan het stengeltje. 
Een groentekweker zaait natuurlijk nooit maar één erwt, maar meteen een heleboel tegelijk. Ze komen hier ook allemaal tegelijk boven de grond. De blaadjes worden groter. Als de blaadjes groot genoeg zijn komen er ranken aan. Daar kan een erwtenplant zich mee vasthouden. Aan zijn buren bijvoorbeeld.