Als mensen zin hebben om te vrijen wordt de piemel van de man groter en stijver en de vagina van de vrouw wordt vochtig. De stijve piemel past in de vagina en dat geeft een lekker gevoel. Als de piemel in de vagina zit, bewegen de man en de vrouw zodat de piemel heen en weer gaat in de vagina. Op een gegeven moment komt er bij de man sperma uit zijn piemel. Dat is een witte, plakkerige vloeistof met daarin miljoenen zaadcellen die in de vagina van de vrouw terecht komen .De zaadcellen van de man zwemmen in de vagina naar de baarmoeder en de eileiders, op zoek naar een eicel. Als er bij de vrouw een eicel los is gekomen uit de eierstok, kan deze bevrucht worden. Wanneer de zaadcellen bij de eicel zijn, proberen ze allemaal door de wand van de eicel heen te komen. De allerbeste zaadcel wint en mag als enige naar binnen in de eicel. Dit heet bevruchting. De eicel en de zaadcel smelten samen tot een nieuwe cel, deze nieuwe cel groeit in de baarmoeder van de vrouw verder tot een nieuw kindje. Dit duurt ongeveer negen maanden. In de eerste maand is de baby net zo groot als een rijstkorrel en op het einde is het kindje ongeveer 50 centimeter. Dan is het zover de bevalling. Het hoofdje van de baby duwt de vagina open zodat deze vanzelf wijder wordt. De moeder moet hier bij helpen door heel hard te persen. Als het hoofdje er uit komt moet de moeder nog een keer flink persen zodat de baby er helemaal uit kan komen. De baby schrikt dan van de kou en het licht van de buiten wereld en begint meteen te huilen. De vader en moeder kunnen hun nieuwe kindje dan troosten en heel dicht bij zich houden.